fragment uit Het maaiveld
Zo kon het gebeuren dat ik – het moet rond mijn vijftiende zijn geweest – geschokt kon worden door een hippisch spektakel waarvan ik toevallig getuige was. Hier was wel degelijk sprake van een uitgesproken seksuele handeling tussen twee wezens, mét een serieuze impact op een van beide, alsook op mijn nog prille beleving.
Door toedoen van kameraad Abel Zwaantjes was ik bij de weide gekomen waar Hilde D., in die tijd een vriendin van mijn zus, een pony bezat. Abel had ook zorg te dragen voor een pony, een die in dezelfde stal werd ondergebracht als de pony van Hilde. Enfin, dat doet er allemaal niet zo toe. Ik stond samen met Abel bij die weide waarop de pony van Hilde graasde – en die pony zou die dag gedekt worden. Vreemd genoeg door een paard – of dan toch minstens door een veel grotere pony. Ik vond dat al een beetje eigenaardig maar stond er verder niet bij stil. Gefascineerd en ook wel wat gegeneerd keek ik toe hoe die grote bruine pony – of dat kleine paard – zich achter de veel kleinere, zwartgevlekte witte pony opstelde en het dier zonder al te veel plichtplegingen besteeg. Door met zijn voorste benen schrijlings de rug van het dier onder zich vast te klemmen hield de hengst de merrie in bedwang terwijl hij zijn tot buitenproportionele dimensie gezwollen ding langs achteren in haar boorde. Enfin, ik verwoord het knullig – ik heb het gevoel dat er niet veel moois over te zeggen valt. De hele operatie duurde nauwelijks enkele seconden. De merrie leek alles opvallend onbewogen te ondergaan. De hengst liet de merrie los en stond opnieuw met zijn vier benen op de grond. Hij begon te grazen en het ding tussen zijn achterste benen kromp ineen tot er nauwelijks nog iets van te zien was. De eigenaar kwam zijn dier ophalen. Hij ving het in een tuig en leidde het weg naar de vrachtwagen die met open laadbak stond te wachten.
Dat was het. Leuk was het niet, maar verschrikkelijk of traumatiserend evenmin. Het beklijvende kwam de volgende dag, toen ik hoorde dat de gedekte pony nauwelijks een uur nadat de hengst was afgevoerd was gestorven. Hoe het mogelijk was, daar kon ik mij geen voorstelling van maken, maar het beest was ‘van binnen’ doorboord of anderszins verwond. Blijkbaar was de denkhengst te groot geweest, of te groot geschapen – in elk geval, de copulatie waarvan ik getuige was geweest was dramatisch afgelopen. Zulke zaken konden blijkbaar slecht aflopen – het incident zou mij altijd bijblijven.
In het ‘huwelijksverhaal’ ‘Corinne’ van August Strindberg staat een gelijkaardige ervaring verwoord. Hélène bindt haar paard, een merrie, aan een berk. Maar ze heeft niet gezien dat ze zich in een weide van een hengst bevindt, een bronstige hengst. Die ruikt de merrie en het spel zit op de wagen. Hélène probeert nog haar merrie in veiligheid te brengen, maar ook dat beest is niet in te tomen. ‘De vrijage kon beginnen.’ De ‘onverbloemde uitbarsting’ die Hélène te zien krijgt, boezemt haar angst in. ‘Ze had nog nooit natuurmachten in levende lichamen zien razen.’ Een toevallig passerende boerenknecht schat de situatie juist in: het is wachten tot de hengst zijn lust heeft botgevierd, eerder kan er niets worden ondernomen. De knecht stuurt Hélène naar huis, hij zal zich dan wel over haar merrie ontfermen.
In het verhaal van Strindberg sterft de merrie niet, het is Hélène die de gevolgen ondervindt. ‘Deze ruwe, openbare uitbarsting van natuurdriften, die een mens gevangenisstraf opgeleverd zou hebben, vervolgde haar als het beeld van een terechtstelling.’ Hélène denkt er dag en nacht aan. ‘Haar angst voor de natuur nam toe en ze brak met haar vroegere amazonenbestaan.’ Hélène zoekt en vindt soelaas in lectuur.


















